Lezend in “De wijsheid van de heks” van Susan Smit kom ik het woord solitude tegen. Solitude, Google vertaalt het als eenzaamheid, maar dat is het eigenlijk niet. Eenzaamheid heeft, wellicht onbedoeld, een negatieve bijklank gekregen. Als ik denk aan eenzaamheid dan denk ik aan je heel alleen voelen, hier misschien ook verdrietig over zijn. Maar wanneer ik denk aan solitude dan maakt mijn hart een sprongetje, want ik hou van solitude. Na een dag werken met de hele dag mensen om me heen ben ik blij met mijn solitude als ik alleen thuis kom. Mijn vertaling voor solitude zou denk ik “alleenheid” zijn.
Die alleenheid heb ik nodig. Want hoewel ik het fijn vind om mensen om me heen te hebben en om contact te hebben, heb ik het nodig om regelmatig alleen te zijn. Na een dag werken, waarbij ik iedere emotie en stemming van zowel bewoners als collega’s voel en waarbij er nauwelijks tijd is om stil te staan bij mijn eigen stemming en emoties, heb ik het nodig om alleen te zijn. Maar ook na bijvoorbeeld een avondje uit of een bijeenkomst van de actiegroep waar ik bij zit heb ik het nodig om even alleen te zijn. Om alles los te laten en weer contact te maken met mezelf. Doe ik dat niet, dan loop ik mezelf onherroepelijk voorbij en raakt mijn energie uitgeput.