Ik loop door het bos. Of nou ja, de rand ervan, want als ik rechts van me kijk, voorbij het heuveltje waar een eenzame boom op de uitkijk lijkt te staan, zie ik een lieflijk weiland met sappig groen gras. Gras dat er uit ziet alsof het volop gebruik heeft gemaakt van de regen die de hele zomer maar naar beneden bleef kletteren. Diepgroen, mals en voedzaam. Het perfecte gras voor de paar Lakenvelders die er staan te grazen, als een groep enorme mergpijpen op poten.
Het is stil, daar aan de rand van het bos. Er staat bijna geen zuchtje wind, het enige dat ik hoor is het fluiten van verschillende vogels en mijn voeten die door de op de grond liggende bladeren ritselen. Zo af en toe zoemt er een insect langs mijn hoofd, op weg naar dat wat insecten zoal doen op een dag als deze. De warme lucht omhult me als een donzen deken, een deken in de kleuren van de natuur, oogstrelend rood, fris groen, warm oranje/geel en al die tinten die daar tussen horen. En briesje dat af en toe als een jubelend kind rond danst laat de bladeren flapperen en de haartjes op mijn benen kriebelen (dat was dus wat ik vanmorgen ben vergeten!)
Een herinnering aan mijn jeugd dringt zich aan me op bij het ruiken van die typische bosgeur, aarde vermengd met alles wat de natuur op de grond neer smijt zodat het kan verrotten en als voeding dient voor alles dat groeit en bloeit. Die geur brengt me terug naar toen ik een jaar of 5 was en samen met mijn moeder naar buiten ging om schatten van de natuur te verzamelen zodat we thuis samen een herfstdoos konden maken; een soort kijkdoos maar dan gevuld met alles wat de natuur ons wilde geven.
Een fijne herinnering, zo een waardoor ik me met een dreun weer even besef dat het niet meer mogelijk is om mooie herinneringen met haar te maken. Toch hou ik van de geur van het bos die deze gedachtenfilm oproept, want het brengt me voor de duur van een hartslag even heel dicht bij mijn moeder.