Er zit een monster onder mijn bed.
Je denkt zeker dat ik niet helemaal lekker in mijn bovenkamer ben he? Dat ik een snuifie teveel gehad heb, of een stuk in mijn kraag. Maar ik ben zo nuchter als een babybadje en mijn psycholoog heeft me laten gaan. Ik ben bij mijn volle verstand. Er. Zit. Een. Monster. Onder. Mijn. Bed. Ik zeg het je.
De hufter laat zich alleen niet zien. Denk maar niet dat ik niet iedere avond voor ik mijn bed in spring, want stappen durf ik niet omdat dat DING me dan bij de enkels kan pakken en, nou ja, laat maar. Ik spring dus iedere avond mijn bed in, en ’s nachts wanneer ik heb moeten piesen ook, maar niet voordat ik onder mijn bed gekeken heb. Wetend dat ik geen monster zal zien, maar je weet maar nooit dus doe ik het toch voor de zekerheid maar. Ik heb trouwens geen idee wat ik zou doen hoor, wanneer ik ineens wél een gedaante onder mijn bed zou zien liggen, misschien moet ik toch maar een keer stoppen met kijken.
Dat monster dat zich onder mijn boxspring bevind is onzichtbaar, maar wel heel duidelijk voelbaar. Zodra ik in mijn bed lig, veilig onder mijn deken en alle ledematen binnenboord om te voorkomen dat ze in mijn slaap worden afgescheurd, voél ik het. Dat monster. Het kruipt in mijn hoofd en laat me niet meer met rust. Het zorgt ervoor dat ik niet kan slapen. Het stopt gedachten in mijn hoofd die niet écht van mij zijn, gedachten die ik overdag niet heb. En altijd zijn het van die nare gedachten, van het soort die je niet meer loslaten en zich vast vreten in je kop. Die je hartkloppingen bezorgen, die ervoor zorgen dat je je kapót schrikt met als gevolg dat het bloed als een razende naar je gezicht stijgt en je soms zelfs de adem beneemt. Van die gedachten die je alleen kan onderdrukken als je een muziekje opzet, maar zelfs dat helpt niet altijd.
Dat monster is een echte klootzak. Wreed en respectloos, grensoverschrijdend. Net wanneer ik denk hem uit mijn hoofd te hebben gejaagd ramt hij weer een andere belachelijke gedachte mijn hersenpan in. Want wakker liggen zál ik, daar heeft hij werkelijk alles voor over. Ik hoor hem bijna vals lachen als ik weer eens diep zucht, me omdraai om te kijken of een andere houding er misschien voor kan zorgen dat ik in slaap val waardoor automatisch de nare gedachten verdwijnen. In gedachten hoor ik hem 1-0 roepen wanneer ik dan maar weer uit bed stap, want uit bed stappen durf ik wél , het is het instappen dat problemen geeft, om voor de miljoen-miljardste keer mijn blaas te legen.
Achtervolgen doet de etterbak me niet. Nee, hij blijft met zijn luie reet lekker veilig onder mijn bed liggen tot ik weer terug ben om me zodra ik weer veilig lig opnieuw te bestoken met zijn idioterieën. En zo lig ik soms de halve nacht te vechten met iets dat ik niet kan zien.
En hij denkt natuurlijk dat hij gewonnen heeft als hij me hoort draaien en woelen, maar dat is natuurlijk niet zo. Het is natuurlijk wel heel vervelend wanneer iets je zo lang uit je welverdiende slaap houdt, maar ook niet meer dan dat. Ik blijf proberen hem uit mijn hoofd te krijgen, en dat lukt altijd wel. Soms met een uurtje en andere keren een halve nacht. Maar hij verliest het altijd van me. En meestal laat hij zich na een verloren potje kopworstelen uit pure schaamte een paar dagen niet meer zien en kan ik weer genieten van mijn slaap in mijn veilige warme bed.