Gea komt de gezellig ingerichte huiskamer op afdeling Wonen met structuur inlopen. Eigenlijk is het meer schuifelen, want Gea is op leeftijd en haar lichaam begint steeds meer tekenen van ouderdom te vertonen waardoor lopen niet altijd even soepeltjes meer gaat. Ze kijkt wat wazig naar de grond, lijkt niet echt te zien wat er om haar heen gebeurt.
Mijn avonddienst is net begonnen wanneer ik haar zie, en meteen valt me de afwezige blik in haar ogen op. “Hee Gea, kom je er ook gezellig even bij zitten?” ze lijkt me niet te horen en loopt door. Ik ga naast haar lopen, raak met mijn bovenarm die van haar aan en nodig haar op deze manier uit om haar arm door die van mij te haken. Met haar koude, gekneusde hand, want ze is vorige week gevallen en heeft hierbij haar hand bezeerd, op mijn arm begeleid ik haar naar de comfortabele stoel die qua uiterlijk zo uit de jaren tachtig zou kunnen komen.
Op het puntje van deze robuuste stoel zit ze ineengedoken naar de houten vloer te staren. De vragen die ik stel worden fluisterend met enkel een “ja” of “nee” beantwoord. Gea is lichamelijk aanwezig, ik zie haar zelf zitten en voel de afdruk van haar koude hand nog op mijn arm, maar geestelijk lijkt ze er niet te zijn.
Haar dementie lijkt de laatste tijd haar hersenen gruwelijk verder aan te tasten. Bijna dagelijks is er de onrust, het zoeken naar haar ouders maar ook het besef dat ze achteruit gaat. “Ik ga achteruit he?” vroeg ze me nog niet zo lang geleden in een helder moment.
Mijn collega besluit om muziek op te zetten, want muziek is waar Gea meestal wel baat bij heeft. Bij het horen van de eerste paar nummers is er weinig reactie, maar wanneer Diamante van Zucchero door de boxen klinkt, zie ik het gebeuren. Tranen wellen op in haar ogen terwijl haar onderlip begint te trillen en wanneer ik vraag waarom ze huilt sluit ze haar ogen waardoor opgewelde tranen over Gea’s wangen beginnen te rollen. “Mijn vader en moeder” komt er voorzichtig uit. “Waar zijn mijn vader en moeder? Ik zie ze nooit meer.”
Wat moet ik doen? Op momenten dat ze minder in de war is dan nu kan ik met haar in gesprek, ik kan dan vragen of haar ouders er nog zijn. Wanneer zij dan aangeeft dat niet te weten kan ik haar vragen hoe oud ze is, of wanneer ze geboren is als ze niet weet wat haar leeftijd op dit moment is, want haar geboortedatum schudt ze zo uit haar mouw. Zodra zij hoort dat ze in de 90 is vult zij dan zelf in dat haar ouders er dan niet meer zullen zijn.
Maar Gea is nu zo emotioneel en haar ziekte maakt nu alles zo onbegrijpelijk voor haar, ik durf het niet aan om haar tot de ontdekking te laten komen dat haar ouders er niet meer zijn. Eigenlijk weet ik niet zo goed wat ik moet, en ik hoor in gedachten een van mijn collega’s tegen me zeggen dat het soms ook goed is om gewoon stil te zijn. Dat het verdriet er mag zijn en dat het niet altijd weg gehaald hoeft te worden. Er op een moment als dit alleen maar zijn voor iemand die zo in de war is, is net zo waardevol.
Oplossingsgericht als ik ben, ik kan niet niks doen, besluit ik deze les van mijn collega in de praktijk te brengen. Ik neem Gea’s handen in mijn handen en ik zwijg. Streel over haar hand en ben alleen maar aanwezig. “Mijn vader en moeder” fluistert ze nog een keer, en met de rustige noten van Zucchero’s Diamante voel ik tranen in mijn ogen opkomen. Het zien van de breekbaarheid en kwetsbaarheid van deze lieverd die steeds meer kwijt raakt door haar ziekte grijpt me aan, het maakt me verdrietig dat de dementie zo genadeloos huishoudt in haar hoofd. Haar stukje bij beetje uitvaagt. Daar zitten we dan, hand in hand, in stilte terwijl bij ons allebei de tranen over onze wangen biggelen. En zo blijven we ook even zitten.
Wanneer de Italiaanse woorden steeds zachter worden en over worden genomen door wat opgewektere klanken drogen mijn tranen op, maar Gea blijft verzonken in haar eigen wereld. Het lukt me op dat moment niet om haar weer terug te krijgen naar de huiskamer op de afdeling Wonen met structuur op 4 november 2024.
Wanneer een collega van een andere gang op de afdeling de huiskamer in komt vertel ik haar over Gea, en zij besluit Gea even mee te nemen naar haar huiskamer waar een collega muziek zit te maken voor de bewoners. Na een klein half uurtje komt Gea glimlachend en vrolijk babbelend weer terug, van de melancholie van even daarvoor is niks meer terug te zien. Wat dementie toch een bizarre rotziekte.