“Het is hier koud” Terwijl bij mijn collega en mij het zweet van het hoofd gutst omdat de verwarmingen op standje sambal staan hoor ik Ada zeggen dat ze het koud heeft. “Het is hier niet leuk” vervolgt ze. Afgesloten met “Het is hier veel te donker, het lijkt wel oorlogstijd” Ada vind het maar niks dat de felle verlichting in de huiskamer uit is en de schemerlampen de kamer zacht verlichten en wat sfeer geven. En als Ada iets niet leuk vind, nou, dan zal je het weten ook.
Tijdens het eten werd er ook al herhaaldelijk gemopperd op de staat van de maaltijd. Aardappels waren niet gaar en te flauw. De spruitjes waren te hard, en het vlees was te droog. Klagen mag natuurlijk gewoon, ik heb ook wel eens van die dagen dat niks goed is. Meestal negeer ik het gewoon, die mopperbui waait meestal vanzelf wel weer over.
Ada is een hele lieve dame met wie ik het heel goed kan vinden. Omkleden en klaarmaken om te gaan slapen doet ze meestal zelf, al geeft ze ook wel eens aan dat ze het fijn vind om een handje hulp te krijgen wanneer ik even om het hoekje kom kijken of het allemaal wil lukken. Als ik nog even met haar kom kletsen en haar ook nog even lekker instop dan is ze helemaal gelukkig. De knuffels die ik van Ada krijg zijn op een hand niet meer te tellen.
Maar soms zit ze dus op de klaagstoel, daar zit dan ook geen rem op en is lastig om te buigen als je haar daarvoor niet op de juiste manier benadert.
De avond nadat ze zo aan het mopperen was, was het weer raak. Omdat dit de tweede avond was dat ze zo aan het klagen was besloot ik om er nu toch maar aandacht aan te besteden, ik had het vermoeden dat er meer aan de hand was dan de temperatuur in de kamer en de muziek die op dat moment aan stond.
“Wat bent u aan het mopperen, Ada” vroeg ik haar vriendelijk. Ze snauwde me toe dat ik heus wel wist wat er was, maar helaas, ik wist het niet en dat vertelde ik ook. “Nou, je weet heus wel waar ik boos over ben, je bent niet gek” Ik herhaalde nog een keer dat ik echt geen flauw idee had waar ze boos over was, maar dat ze het me wel mocht vertellen. Ze bleef nog even pruttelen en op dat moment vertelde ik haar op een respectvolle manier dat ze me mocht vertellen wat er aan de hand was, en als ze dat echt niet wilde dat ik haar dan ook niet meer wilde horen mopperen omdat dat voor de andere mensen in de huiskamer niet fijn was. Ada was toch echt niet van plan om te gaan vertellen wat er aan de hand was. “Nee hoor, ik ga je niks voorkauwen. Jij ziet toch ook wat er hier allemaal gebeurt?!” En ineens had ik het vermoeden wat er aan de hand was.
Wat dat was laat ik hier even in het midden, maar ik kon wel meteen bedenken waarom Ada de avond ervoor ook zo aan het mopperen was. Ik wilde echt contact maken en daarom ging ik naast haar zitten en pakte haar hand. Ik sprak uit wat ik vermoedde dat er aan de hand was, en op het moment dat ik uitgesproken was zag ik letterlijk de spanning en daarmee de boosheid uit haar gezicht trekken. De muur die Ada had opgetrokken door boos te doen brokkelde niet af maar viel in een keer om, ze was weer benaderbaar en stond open voor een gesprek.
Ik stelde vragen, en Ada gaf antwoord. We spraken over wat haar dwars zat, en al snel zag ik weer een glimlach op haar gezicht verschijnen.
Een op een aandacht en een oprecht luisterend oor, dat is wat Ada even nodig had. Haar gevoel kunnen uiten zonder daarop aangekeken te worden, er mogen zijn. “Dankjewel dat je even bij me kwam zitten en dat ik even met je kon praten” Ook dit is onderdeel van het mooie beroep dat ik uit mag oefenen.