Ik weet eigenlijk niet zo goed hoe ik dit verhaal moet beginnen, ik weet ook nog niet zo goed wat het doel is van dit stukje. Het gaat over een meneer op de afdeling waar ik nu werk. Een afdeling waar mensen wonen bij wie de hersenen niet meer werken zoals bij jou en mij. Bij deze meneer is dat ook het geval, dit uit zich soms in ongeremd gedrag.
Toen ik net op mijn huidige werkplek kwam werken, inmiddels alweer 5 maanden geleden, vond ik dat allemaal maar een beetje eng. De eerste keren dat ik meneer zou gaan helpen met het starten van de dag wilde ik ook echt niet alleen bij hem naar binnen. Ik had namelijk geen idee wat ik kon verwachten en hoe ik hier op zou reageren. Uiteraard kwam er een moment dat ik meneer wél alleen ging helpen, en ik weet nog dat ik erg nadacht bij alle handelingen die ik uitvoerde. Hoeveel kon ik van Sonja als persoon laten zien en hoeveel moest ik van Sonja als verzorgende inzetten om dit gedrag te voorkomen.
Ik heb daar toen trouwens ook een stukje over geschreven dat je hier kunt lezen.
De eerste keren dat ik meneer alleen ging helpen liet ik de persoon Sonja wat minder zien en ging ik vooral als verzorgende bij meneer naar binnen. Maar hoe vaker ik meneer hielp, hoe bewuster ik me werd van het feit dat ik hem meer als zorgvrager benaderde dan als persoon. Natuurlijk zag ik hem wel als mens van vlees en bloed, maar ik zag hem vooral als onbegrepen gedrag. Niet eerlijk, dat weet ik ook heus wel, maar als beginnend beroepsbeoefenaar vergeef ik mezelf dat ik dat toen zo zag.
Naarmate ik meer bij meneer kwam, om hem te helpen met het starten van de dag of bij het geven van de medicatie of maaltijd, verschoof dat beeld. Meneer werd voor mij steeds meer een mens, een persoon met een heel leven achter zich. En toevallig een mens dat onbegrepen gedrag kán vertonen, maar dus niet dat onbegrepen gedrag ís.
Kleine uitleg trouwens, het is je in mijn andere verhalen misschien wel opgevallen dat ik mensen vaak bij de voornaam noem. Om enige afstand te bewaren tot deze meneer noemen wij hem niet bij de voornaam, maar meneer Huppeldepup.
Hoe vaker ik meneer hielp met wat dan ook, hoe meer ik me op mijn gemak voelde om hem te helpen. We maken grapjes, hij vertelt verhalen, en ja, soms maakt hij ook een ongepaste opmerking. Ik zeg hem dat ik daar niet van gediend ben, hou voor dat moment even meer afstand en ga verder met wat er op dat moment moet gebeuren. Zonder oordeel en met net zoveel gevoel als bij iedere andere persoon die ik help. Want meneer vertóónt onbegrepen gedrag, hij ís het niet. Dit gedrag is onderdeel van zijn aandoening, hij kan er niet zoveel aan doen.
Afgelopen week zat meneer een boek te lezen een plaats die in de tweede wereldoorlog is gebombardeerd. Ik besloot even bij hem te gaan zitten en te vragen naar het boek. Zijn echtgenote zat erbij en legde uit dat deze stad de geboortestad is van meneer, ik wist meteen even waar zijn accent vandaan kwam.
Ik keek meneer aan en zag dat hij geëmotioneerd raakte. Door het boek, de foto´s en wat zijn vrouw aan mij vertelde. Toen ik aan hem vroeg of hij misschien ook nog mooie herinneringen aan zijn jeugd en deze plaats had vertelde hij het een en ander, en een glimlach verscheen op zijn gezicht. Wat een mooi moment met een bijzonder mens!
Als ik nu terug denk aan de eerste periode dat ik bij meneer kwam kan ik me niet meer voorstellen dat ik het zo spannend vond om hem alleen te gaan helpen. Wanneer de omslag precies is gekomen weet ik niet meer, maar feit is dat ik in het geval van deze meneer heb mogen leren om de mens achter de zorgvrager te zien. Een een mooi mens is hij zeker!